fluiten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- flui·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fluiten |
floot |
gefloten |
klasse 2 | volledig |
Werkwoord
fluiten
- een fluit bespelen
- De man kon erg goed fluiten en bracht het publiek in vervoering.
- geluid van een fluit voortbrengen
- Mijn collega liep de hele tijd te fluiten, zo vrolijk was hij.
- ▸ Pogue floot een oude countryhit en Goldie verslond drie pannen pasta en praatte met volle mond aan één stuk door.[2]
- met een fluit een signaal geven
- De agent moest fluiten om het verkeer tot stoppen te dwingen.
- als scheidsrechter optreden
- Moet jij zaterdag nog fluiten?
- (dierengeluid) een geluid voortbrengen zoals zekere zangvogels
- In de boom floot een putter als of het een lieve lust was.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een fluit bespelen
2. geluid van een fluit voortbrengen
Zelfstandig naamwoord
de fluiten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord fluit
Gangbaarheid
- Het woord fluiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "fluiten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ fluiten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 2 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Dierengeluid in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %