dichter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dich·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dichter dichters
verkleinwoord dichtertje dichtertjes

Zelfstandig naamwoord

de dichterm

  1. (beroep) iemand die poëtische kunst voortbrengt
    • Guido Gezelle en Gerard Achterberg zijn beroemde dichters. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

dichter

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van dicht
Hyponiemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

dichter

  1. (beroep) dichter


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

dichter

  1. (beroep) dichter