berijmer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·rij·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord berijmer berijmers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

berijmer m [1]

  1. iemand die een tekst op rijm zet
     Niet iedere lezer en zanger kan zich even makkelijk inleven: sommige mensen hebben wat extra hulp en extra beelden nodig om bij de juiste emotie uit te komen. Dat betekent dat een berijmer de vrijheid heeft om soms te kiezen voor wat mooi klinkt, wat mensen raakt of wat verduidelijkend werkt – zolang hij de strekking van de Bijbeltekst maar geen geweld aandoet.[2]
     Marnix van Sint-Aldegonde is de eerste gereformeerde berijmer die daar grondig mee aan de slag gaat.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Enny de Bruijn
    “Dichten in het spoor van de traditie” (30-11-2013), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink Weblink bron
    Jaco van der Knijff
    “Schriftberijmingen in verleden en heden” (30-11-2013), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be