crash
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- crash
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘krach, ongeval’ voor het eerst aangetroffen in 1936 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crash | crashes |
verkleinwoord | crashje | crashjes |
Zelfstandig naamwoord
crash m
- (verkeer) een ernstig verkeersongeluk
- (economie) een ineenstorting van de aandelenmarkt op de beurs
- (informatica) het onbruikbaar worden van een computer, besturingssysteem of applicatie
- een ineenstorting van een systeem
- ▸ Het werd echter meer en meer duidelijk dat deze politiek een trein zonder remmen bleek die maar doordenderde. Een crash was onvermijdelijk.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. ernstig verkeersongeluk
2. ineenstorting van de aandelenmarkt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
crashen |
crash
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van crashen
- Ik crash.
- gebiedende wijs van crashen
- Crash!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van crashen
- Crash je?
Gangbaarheid
- Het woord crash staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "crash" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "crash" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ crash op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verkeer in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %