verliefdheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·liefd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verliefdheid verliefdheden
verkleinwoord verliefdheidje verliefdheidjes

Zelfstandig naamwoord

de verliefdheidv

  1. amoureuze gerichtheid op een bepaalde persoon
    • Zijn verliefdheid deed hem zijn redelijkheid verliezen. 
    • Ik dacht na. Ik stelde me voor dat wat ik voor mijn Bechstein-piano voelde het dichtst in de buurt van verliefd zijn kwam. 'Als je eenmaal aan verliefdheid begint, kom je er niet meer van af. En je moet er dagelijks mee bezig zijn. Ik moet ook dagelijks piano studeren. Besef je wel...' [1] 
     Een onbeschrijfelijk gevoel, net als verliefdheid, waardoor alles om je heen er mooier gaat uitzien.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 34
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be