braam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Rijpende bramen aan een braamstruik
Uitspraak
Woordafbreking
  • braam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord braam bramen
verkleinwoord braampje braampjes

Zelfstandig naamwoord

de braamv / m

  1. (plantkunde) Rubus op Wikispecies, braamstruik
  2. (fruit) Rubus, zwarte vrucht van de braamstruik
    • Bramen zijn zwart van kleur, braambozen zijn zoeter en roder. 
  3. ruwe, ongelijke rand aan een van een metalen voorwerp, die eigenlijk glad hoort te zijn
    • Hij heeft de wedstrijd verloren omdat er een braam op zijn schaats zat. 
  4. m (straalvinnigen) bepaald soort Europese zoetwatervis Abramis brama op Wikispecies
  5. m (straalvinnigen) benaming voor zeevissen uit de familie Bramidae op Wikispecies
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[9]

Meer informatie

Verwijzingen