brasem

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bra·sem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brasem brasems
verkleinwoord brasempje brasempjes

Zelfstandig naamwoord

de brasemm

  1. (straalvinnigen) bepaalde karperachtige vissoort Abramis brama op Wikispecies
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen