blazen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bla·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blazen
blies
geblazen
klasse 7 volledig

Werkwoord

[A] blazen

  1. inergatief een luchtstroom veroorzaken
    • Blaas even, dan koelt het wel af. 
    • In het zakje blazen. 
    • Het kind moet hard blazen om de kaarsjes uit te laten gaan. 
     Ik had nog wel uren zo door kunnen lopen maar langzaam stak er een sterke tegenwind op die stof in mijn ogen blies.[4]
  2. overgankelijk met een luchtstroom iets vervaardigen
    • Dit glas wordt geblazen, niet gewalst. 
    • Bellen blazen. 
  3. overgankelijk een blaasinstrument bespelen
    • Hij blies een vrolijk deuntje. 
  4. door een luchtstroom verplaatst worden
     Negen kinderen in het West-Duitse Gondershausen zijn gewond geraakt toen zij vielen uit een springkasteel dat de lucht in werd geblazen. Vijf van hen zijn er ernstig aan toe, melden Duitse media.[5]
  5. (dierkunde) (v.e. kat) een sissend geluid maken om angst of boosheid uit te drukken
    • De kat blies naar hem. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Hoog van de toren blazen
Eisen stellen omdat je jezelf wel heel erg belangrijk vindt
  • Beter hard geblazen dan de mond gebrand.
Het is beter dat men zich inspant dan dat er door slordigheid of luiheid een ongeluk gebeurt/iets fout gaat
  • De aftocht blazen
Verliezen en weggaan
  • De kraaienmars blazen
Doodgaan
  • Flink in de bus blazen
Voor een bepaald doel veel geld uitgeven of beschikbaar stellen
  • Het is [xxx] geblazen
Dat ([xxx]) moet er nu gebeuren
  • Geen veer van de mond kunnen blazen
Heel zwak en/of heel arm zijn
  • Van toeten noch blazen weten
Ergens geen verstand van hebben
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blazen
blazede
geblazed
zwak -d volledig

Werkwoord

[B] blazen

  1. (jongerentaal) roken van een sigaret of joint
    • Hij wilde eerst blazen voor hij naar binnen ging 

Zelfstandig naamwoord

de blazenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord blaas

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. "blazen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. blazen op website: Etymologiebank.nl
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 4 juli 2022 Weblink bron “Vijf kinderen in Duitsland zwaargewond doordat springkussen de lucht in vliegt” (03 juli 2022), NU.nl
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be