blaze
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bla·ze
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blazen |
blaze
- aanvoegende wijs van blazen
Frans
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
blaze m
- (spreektaal) naam
- «C’est quoi son blaze? – Ch’ai pas.»
- Wat is zijn naam? – Weet ik niet. [1]
- «C’est quoi son blaze? – Ch’ai pas.»
- (spreektaal) neus, snufferd
- «J’aime pas son blaze, je sors pas avec lui.»
- Ik heb een hekel aan zijn neus, ik ga niet met hem uit. [1]
- «J’aime pas son blaze, je sors pas avec lui.»
Schrijfwijzen
Verwijzingen
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /blazɛ/
Woordafbreking
- bla·ze
Woordherkomst en -opbouw
Bijwoord
blaze
Synoniemen
Verwante begrippen
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 5
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Spreektaal in het Frans
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ze in het Tsjechisch
- Bijwoord in het Tsjechisch
- Verouderd in het Tsjechisch