uurwerk

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  uurwerk    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• uur·werk

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  uur  en  werk 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	uurwerk	uurwerken
verkleinwoord	uurwerkje	uurwerkjes

Zelfstandig naamwoord

uurwerk o

1. (tijdrekening) een mechaniek dat de tijd bijhoudt of aangeeft

   • Het carillon is voorzien van een uurwerk zodat het overdag elk halfuur een wijsje laat horen. 

Synoniemen

• chronometer, horloge, klok, tijdklok, schakelklok, staartklok, stophorloge, wekker

Hyponiemen

• datumuurwerk, kwartsuurwerk, slingeruurwerk, wateruurwerk

Afgeleide begrippen

• uurwerkmaker

Verwante begrippen

• automaat, kluis, klokkenspel, prikklok, tijd, uur, wasmachine

Vertalingen

    1. een mechaniek dat de tijd bijhoudt of aangeeft   

Duits: Uhr (de) v Engels: time piece (en), clock (en) Frans: horloge (fr) v Italiaans: orologio (it) m

Portugees: relógio (pt) m Spaans: reloj (es) m Zweeds: ur (sv)

Gangbaarheid

• Het woord uurwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uurwerk" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.