tekort
Uiterlijk
- te·kort
- samenstelling van te en kort
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tekort | tekorten |
verkleinwoord | tekortje | tekortjes |
het tekort o
- een ontbrekende hoeveelheid
- Er heerste een groot tekort aan graan.
- ▸ De universiteit legt de bezuiniging, ingegeven door structurele tekorten bij aardwetenschappen, uit als een "strategische keuze" waarbij onderzoek en onderwijs zich nu gaan richten op de hedendaagse klimaatverandering en urgente vraagstukken als natuurrampen en klimaatsystemen. "We begrijpen dat dit een ingrijpend plan is voor studenten en medewerkers. We doen onze uiterste best om in deze onzekere tijd betrokken medewerkers en studenten zo goed mogelijk te informeren."[1]
|
1. een ontbrekende hoeveelheid
- Het woord tekort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tekort" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Weblink bron
Sven Schaap“Werkveld luidt noodklok op actiedag tegen verdwijnen aardwetenschappen VU” (6 mei 2025), NOS - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be