afwezigheid
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afwezigheid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·we·zig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afwezigheid | afwezigheden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
afwezigheid v
- het afwezig zijn op een bepaald tijdstip en plaats
- ▸ Het was nog te vroeg om te weten of ik blind en/of dwaas was geweest om zo lang van huis te zijn. De tijd zou uitwijzen wat de gevolgen van mijn lange afwezigheid zouden zijn op mijn kinderen.[2]
Antoniemen
Vertalingen
1. het afwezig zijn op een bepaald tijdstip en plaats
Gangbaarheid
- Het woord afwezigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "afwezigheid" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ afwezigheid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be