kunde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kun·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kunde -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kundev

  1. (verouderd) bekendheid met, kennis van zaken (nu vooral gangbaar als rechterdeel van samenstellingen die een gebied van studie of wetenschappelijke discipline aangeven)
  2. bekwaamheid in een vak, wetenschap of in algemene zin
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen