opvoedkunde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·voed·kun·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opvoedkunde
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opvoedkundev

  1. de leer van de opvoeding, de wetenschap die het opvoeden bestudeert
    • - Opvoedkunde is natuurlijk ook een wetenschap, maar het is ook een kunst die de een beter beheerst dan de ander. 
    • - Om kinderen op te mogen voeden heb je geen diploma opvoedkunde nodig al zijn er mensen die daaraan twijfelen. 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen