vroedkunde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vroed·kun·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vroedkunde
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

vroedkunde v [1]

  1. verloskunde
    • Vanessa Tuur (27) volgt de opleiding Vroedkunde op de AP Hogeschool. Ze woont links naast de drie ontplofte panden. Studente Internationale Betrekkingen Barbara Bruce-Boye (25) woont bij haar in. De huisbaas heeft de twee net vergezeld naar hun kot om enkele spulletjes op te pikken. Als bij wonder is er geen schade. 'We mogen van geluk spreken.' [2] 
    • Na het gebed schept ze ook het eten op voor huisgenoten Andrina de Leeuw (21), eveneens uit ’s-Gravenpolder, derdejaars verpleegkunde en tweedejaars vroedkunde (verloskunde), en Rémon de Hoon (22) uit Breda, vierdejaars fysiotherapie en revalidatiewetenschappen aan de Universiteit van Antwerpen. Ook Miriam Francke (20) uit Waarde, tweedejaars vroedkunde, is aangeschoven voor de ”Leidse kots”, pasta met spekjes en spinazie, en cola. [3] 
    • De cijfers bevestigen tevens het cliché van de typisch vrouwelijke onderwerpen. Als de vrouwen de mannen toch eens overklassen in aantal, dan is dat in disciplines als vroedkunde, taalkunde, onderwijs en opvoeding en sociaal werk. Typisch mannelijke disciplines zijn militaire wetenschap, techniek, economie, robotica, lucht- en ruimtevaart en computerwetenschap. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

43 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen