krijgskunde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krijgs·kun·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord krijgskunde
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de krijgskundev

  1. (militair) de wetenschap van het oorlog voeren
     Denis Davydov met zijn Russische instinct begreep als eerste de betekenis van die schrikwekkende knuppel die zonder naar de regels van de krijgskunde te vragen de Fransen vernietigde, en hem komt de eer toe dat hij de eerste stap heeft gezet tot de legalisering van deze wijze van oorlogvoeren.[2]
     De Hongaarse regering wil verplichte lessen krijgskunde invoeren op school. Dat heeft de staatssecretaris voor Onderwijs Zoltan Maruzsa gezegd in de regeringsgezinde krant ‘Magyar Idök’.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 22 januari 2022 Weblink bron “Hongarije wil militaire opleiding geven op school” (07/08/2017), De Standaard