Naar inhoud springen

fout

Uit WikiWoordenboek
  • fout
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen foutfouterfoutst
verbogen foutefouterefoutste
partitief foutsfouters-

fout

  1. foutief,  incorrect bn , niet goed, onjuist,  verkeerd bn 
    • Het antwoord is fout. 
     Ik ging er even voor zitten, ik was moe en had nog maar een halve fles water over, dit was geen moment om een foute beslissing te nemen.[3]
     Maar er moest ergens iets fout zijn gegaan, aangezien de hele gietvorm van de brugoverspanning in de slotfase was ingestort. Dat was het enige wat met zekerheid kon worden gezegd.[4]
  2. (sociologie) niet volgens de in een groep of land algemeen aanvaarde normen of moraal
    • Hele foute muziek. 
  3. (geschiedenis) aan de kant van de asmogendheden in de Tweede Wereldoorlog
    • Zijn vader was fout in de oorlog. 

fout

  1. onjuist, verkeerd
    • Hij heeft het fout gedaan. 
enkelvoud meervoud
naamwoord fout fouten
verkleinwoord foutje foutjes

defoutv

  1. vergissing, onjuistheid
    • Het is niet mijn fout dat het snel gaat regenen. 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]


vervoeging van
foutre

fout

  1. derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van foutre