foutmarge
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fout·mar·ge
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fout en marge
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | foutmarge | foutmarges |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- mate van onzekerheid bij de uitslag van een steekproef, statistische meting enzovoort
- 95% betrouwbaarheid en een foutmarge van 5%.
Synoniemen
- foutenmarge, meetonnauwkeurigheid, nauwkeurigheid, onnauwkeurigheid, onzekerheidsmarge, steekproefmarge
Vertalingen
1. mate van onzekerheid bij de uitslag van een steekproef, statistische meting enz.
Gangbaarheid
- Het woord foutmarge staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "foutmarge" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be