norm
Uiterlijk
- norm
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘richtsnoer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1889 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | norm | normen |
verkleinwoord | normpje | normpjes |
- stelsel van meestal ongeschreven gedragsregels, gebaseerd op een stelsel van waarden
- regel voor de normalisatie
|
1.
- Het woord norm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "norm" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "norm" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be