Naar inhoud springen

duur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duur
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kostbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1] [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen duur duurder duurst
verbogen dure duurdere duurste
partitief duurs duurders -

Bijvoeglijk naamwoord

duur

  1. (handel) van iets dat je wilt kopen, dat je er veel geld voor moet betalen
    • Hij koopt altijd dure maar kwalitatief goede spullen die lang meegaan. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord duur -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

duur m

  1. (tijdrekening) benodigd tijdbestek
    • De duur van de gecompliceerde operatie was 8 uur. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • op den duur
na lang wachten
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
duren

duur

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duren
    • Ik duur. 
  2. gebiedende wijs van duren
    • Duur! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duren
    • Duur je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen