duurte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duur·te
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het duur-zijn’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1641 [1]
  • Afgeleid van duur met het achtervoegsel -te. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord duurte duurten
duurtes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de duurtev

  1. het fenomeen dat iets duur (niet goedkoop) is
    • De verhoging van de olieprijs veroorzaakte een grote duurte. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

59 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen