Naar inhoud springen

dief

Uit WikiWoordenboek
Kippendief gepakt door hond

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dief
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘iem. die steelt’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dief dieven
verkleinwoord diefje diefjes

Zelfstandig naamwoord

dief m

  1. iemand (persoon of dier) die steelt
    • Met de lokfiets kan de politie via een Google Maps-achtig systeem zien waar de dief de tweewieler naartoe brengt. Wie voor de eerste keer wordt gearresteerd hangt 300 euro boete boven het hoofd, zegt het OM Amsterdam. De tweede keer 450 euro, en de keer daarop volgt een gevangenisstraf van drie weken.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
dieven

dief

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dieven
    • Ik dief. 
  2. gebiedende wijs van dieven
    • Dief! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dieven
    • Dief je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie


Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord dief diewe

Zelfstandig naamwoord

dief

  1. dief


Middelnederlands

Zelfstandig naamwoord

dief

  1. dief; iemand (persoon of dier) die iets steelt