hoenderdief

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  hoenderdief    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈhundərˌdif / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• hoen·der·dief

Woordherkomst en -opbouw

• van Middelnederlands hoenredief, op te vatten als samenstelling van  hoender zn  en  dief zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	hoenderdief	hoenderdieven
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de hoenderdief m

1. iemand die kippen of ander pluimvee steelt

   ▸ In de Reinaert valt de meer geprononceerde rol van Martinet op. Hij ontsteekt een strobos, loopt naar vader, moeder en de kinderen en wekt hen, roepend dat de hoenderdief gevangen is (…).

2. (havikachtigen) (verouderd) benaming voor roofvogels uit het geslacht Circus 

   ▸ ⧖ Onder de roofvogels, stelt men eene soort van gier, die ruim een el en vijf palmen lang is, eenige kleine arenden, de hoenderdief, enz.

Synoniemen

• [1] kippendief
• [2] kiekendief

Uitdrukkingen en gezegden

• [1] wegsluipen als een hoenderdief
  stilletjes verdwijnen om een negatief oordeel van anderen te ontwijken

∗ Zo werd ook verteld dat Ruysch als een hoenderdief uit een huis op de Heeregracht had moeten wegsluipen, omdat een nicht van een vrouw in barensnood hysterisch tegen de echtgenoot van de vrouw was uitgevaren: ‘wel neef, zult ghij uw vrouw aan deze moordenaar overgeven... Godt zal het van uwe ziele eijschen, en ik zal wraak in den dagh des oordeels tegen u roepen’!

Gangbaarheid

• Het woord 'hoenderdief' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.