schenker
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schen·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schenker | schenkers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die iets cadeau geeft aan een ander
- Schenkers zijn blij, omdat ze iets kunnen schenken, klanten zijn blij met hun aankoop en wij kunnen de opbrengst gebruiken voor onze projecten. Op het eind van de dag zijn er alleen maar winnaars. [2]
- Dankzij giften van plaatselijke bedrijven, scholen en andere organisaties is het afgelopen jaar veel tot stand gekomen op de kinderboerderij. Alle schenkers waren vrijdagmiddag uitgenodigd om de resultaten te bewonderen. [3]
- iemand die drank inschenkt
Synoniemen
- [1] begiftiger, begunstiger, donateur
- [2] tapper
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord schenker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "schenker" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 24/oktober/2017 door Robin De Decker
- ↑ Tubantia 25-september-2017
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be