vat

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  vat    (hulp, bestand)
• IPA: /vɑt/

Woordafbreking

• vat

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	vat	vaten
verkleinwoord	vaatje	vaatjes

Zelfstandig naamwoord

vat o

1. ronde ton waar allerhande vloeistoffen in opgeslagen worden.
2. standaard inhoudsmaat voor ruwe aardolie of bier: 1 vat aardolie = 159 l.

Vertalingen

    1. ronde ton waar allerhande vloeistoffen in opgeslagen worden   

Afrikaans: vat (af) Albanees: fuçi (sq) Catalaans: barril (ca) Chinees: 笔胆 (zh) Deens: tønde (da) Duits: Fass (de) Engels: barrel (en) Estisch: vaat (et) Fins: tynnyri (fi) Frans: tonneau (fr) Grieks: βαρέλι (el) Hebreeuws: חבית (he) Hindi: पीपा (hi) Hongaars: hordóba (hu) IJslands: tunnu (is) Indonesisch: laras (id) Italiaans: barile (it) Japans: バレル (ja)

Koreaans: 총신 (ko) Latijn: cupa (la) Lets: muca (lv) Litouws: statinė (lt) Noors: fat (no) Oekraïens: барель (uk) Perzisch: بشکه (fa) Pools: beczka (pl) Portugees: barril (pt) Roemeens: butoi (ro) Russisch: бочка (ru) Spaans: barril (es) Swahili: pipa (sw) Tsjechisch: barel (cs) Turks: namlu (tr) Welsh: casgen (cy) Zweeds: fat (sv)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Werkwoord

vat

1. eerste persoon enkelvoud van vatten.
2. tweede persoon enkelvoud van vatten.
3. derde persoon enkelvoud van vatten.

Mota

Telwoord (mtt)
1	11	10	100	103
2	12	20	200
3	13	30
4	14	40
5	15	50
6	16	60
7	17	70
8	18	80
9	19	90

Hoofdtelwoord

vat

1. vier

Volapük

Zelfstandig naamwoord

vat

1. water