-nis

Nederlands

Huidig bestand
14

Uitspraak

• IPA: /nɪs/, /nəs/

Woordafbreking

• -nis

Achtervoegsel

-nis, -enis, -tenis

1. vormt een vrouwelijk zelfstandig naamwoord uit een bijvoeglijk naamwoord

   • vuil → vuilnis 

2. vormt een vrouwelijk naamwoord van handeling van een werkwoord

   • hinderen → hindernis 

1

• -nis
  • vuilnis
  • duisternis
  • wildernis
• -enis
  • droefenis

2

• -nis
  • hindernis
  • ergernis
  • kennis
  • stennis
  • vonnis
  • schennis
• -enis
  • begrafenis
  • betekenis
  • belevenis
  • erfenis
  • geschiedenis
  • getuigenis
  • gevangenis
  • heugenis
  • jeugdgevangenis
  • koepelgevangenis
  • lafenis
  • mensenheugenis
  • ontvangenis
  • strafgevangenis
  • verdoemenis
  • vergiffenis
  • verheugenis
  • verrijzenis
• -tenis
  • beeltenis
  • bekentenis
  • echtverbintenis
  • erkentenis
  • gebeurtenis
  • gedachtenis
  • hechtenis
  • nagedachtenis
  • ontsteltenis
  • ontstentenis
  • schuldbekentenis
  • verbintenis
  • voorhechtenis
  • wereldgebeurtenis