ergernis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • er·ger·nis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ergernis ergernissen
verkleinwoord ergernisje ergernisjes

Zelfstandig naamwoord

de ergernisv

  1. een zaak die gevoelens van onvrede oproept
    • De ergernis deed hem rood aanlopen. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen