ie

Nederlands

	enkelvoud		meervoud
	onderwerp	voorwerp	onderwerp	voorwerp
1e persoon	ik 'k	mij me	wij we	ons
2e persoon (informeel)	jij je	jou je	jullie	jullie
2e persoon (formeel)	u	u	u	u
2e persoon (regionaal)	gij ge	u	gij ge	u
3e persoon (mannelijk)	hij ie	hem 'm	zij ze	(dat.) hun (acc.) hen ze
3e persoon (vrouwelijk)	zij ze	haar 'r, d'r
3e persoon (onzijdig)	het 't	het 't
	Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm

Uitspraak

• Geluid:  ie    (hulp, bestand)
• IPA: / i / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• ie

Woordherkomst en -opbouw

• Waarschijnlijk een voortzetting van het Middelnederlandse (h)i, waarbij de lange ī geen tweeklank ij geworden is.

Persoonlijk voornaamwoord

ie

1. (Noord-Nederlands) clitische vorm van de 3e persoon enkelvoud mannelijk nominatief.

   • Heeft ie een hoed? 

Synoniemen

• hij

Opmerkingen

• Dit woord wordt ook wel geschreven als 'ie, en als -ie (waarbij deze vorm aan het voorgaande woord wordt geplakt).

Vertalingen

    1. clitische vorm van de 3e persoon enkelvoud mannelijk nominatief   

Cherokee: ᏀᎢ (chr) Deens: han (da) Duits: er (de) Engels: he (en) Esperanto: li (eo) Estisch: tema (et) Fins: hän (fi) Frans: il (fr) Friulisch: lui Ido: il (io), ilu (io) Iers: sé (ga) Indonesisch: dia (id)

Italiaans: egli (it) Latijn: is (la) Noors: han (no) Oekraïens: він (uk) Pools: on (pl) Portugees: ele (pt) Roemeens: el (ro) Slowaaks: on (sk) Spaans: él (es) Turks: o (tr) Zweeds: han (sv)

Gangbaarheid

• Het woord ie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ie" herkend door:

38 %	van de Nederlanders;
40 %	van de Vlamingen.

Fries

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /i.ə/

Woordherkomst en -opbouw

• van het Germaans: ahwo, Gotisch: aƕa en Oudhoogduits: aha water, rivier (cognaat met Latijn: aqua; vergelijk in het Nederlands ook: Ae, Ee en IJ en Middelnederlands ie)

Zelfstandig naamwoord

ie m/v

1. beek, stroom
2. meer

Afgeleide begrippen

• ieke (verkleinwoord)
• berchie
• marsie
• wâldie

en de volgende aardrijkskundige namen:

• Dokkumer Ie
• De Ie
• Iester Ryd
• Kromme Ie
• Krûme Ie
• Noarderie
• Peanster Ie
• Sitebuorster Ie
• Suderie
• Wide Ie

Middelnederlands

Uitspraak

• IPA: /i/, /iə/

Woordherkomst en -opbouw

• van het Germaans: ahwo, Gotisch: ahwa en Oudhoogduits: aha water, rivier (cognaat met Latijn: aqua; vergelijk in het Nederlands ook: Ae, Ee en Fries ie)

Zelfstandig naamwoord

ie m/v

1. Ee als deel van Westfriese waternamen en daarvan afgeleide plaatsnamen

Afgeleide begrippen

• Krommenie
• Middelie

Overerving en ontlening

• Die, Ye, IJe, IJ

Nedersaksisch

Persoonlijk voornaamwoord

ie

1. jij, je; 2e persoon nominatief enkelvoud

Schrijfwijzen

• iej
• i'j

Synoniemen

• diu
• dow
• du
• jy

Verwante begrippen

• hee
• ik
• wie
• zee

Veluws

Persoonlijk voornaamwoord

ie

1. jij, je

Verwante begrippen

• hee
• ik
• wie
• zee