weinig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wei·nig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen weinig minder minst
verbogen weinige mindere minste
partitief weinigs - -

Onbepaald hoofdtelwoord

weinig

  1. in een kleine hoeveelheid, niet veel
    • Er is nog maar weinig boter over 
     Er was weinig tot geen beschutting tegen de bloedhete zon en ik klapte al snel mijn zilveren paraplu uit.[3]
  2. in een klein aantal
    • Er zijn nog maar weinig mensen hier. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Nedersaksisch

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen weinig minder
verbogen

Onbepaald hoofdtelwoord

weinig

  1. weinig; in een kleine hoeveelheid, niet veel
Antoniemen


Veluws

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen weinig minder
verbogen

Onbepaald hoofdtelwoord

weinig

  1. weinig; in een kleine hoeveelheid, niet veel
Antoniemen