allerminst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·ler·minst
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen allerminst
verbogen allerminste

Bijvoeglijk naamwoord

allerminst

  1. bijzonder gering; het minst van alle
    • Bij de allerminste aanraking gilde het slachtoffer van het ongeval het uit van pijn. 
Vertalingen

Bijwoord

allerminst

  1. in het geheel niet
    • Hij was daar allerminst tevreden over. 
    • Een van de vijf opende tenslotte zijn mond en sprak Nemo aan. Zijn stem klonk allerminst vriendelijk. 'Wie ben jij?' vroeg hij. 'En wat kom je doen in Palettania?' [1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 86
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be