tros
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tros
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘legertros’ voor het eerst aangetroffen in 1542 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tros | trossen |
verkleinwoord | trosje | trosjes |
Zelfstandig naamwoord
tros m
- (biologie) bloeiwijze
- de bundel vruchten die uit een dergelijke bloeiwijze voortkomen
- (scheepvaart) een uit minstens drie kardelen geslagen touw dat dikker is dan een lijn (4 cm omtrek)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- trosbes, trosbosbes, trosdravik, trosgamander, trosgierst, troshaver, troskers, trosnarcis, trostomaat, trosvlier
Verwante begrippen
Anagrammen
Vertalingen
1. (biologie) bloeiwijze
2. de bundel vruchten die uit een dergelijke bloeiwijze voortkomen
3. een scheepskabel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
trossen |
tros
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trossen
- Ik tros.
- gebiedende wijs van trossen
- Tros!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trossen
- Tros je?
Gangbaarheid
- Het woord tros staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "tros" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "tros" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tros op website: Etymologiebank.nl
- ↑ tros op website: Etymologiebank.nl
- ↑ tros op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Biologie in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %