stir

Uit WikiWoordenboek

Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
vervoeging
onbepaalde wijs to  stir 
he/she/it  stirs 
verleden tijd  stirred 
voltooid
deelwoord
 stirred 
onvoltooid
deelwoord
 stirring 
gebiedende wijs  stir 

Werkwoord

stir

  1. overgankelijk roeren in
  2. overgankelijk tot iets aanzetten, tot iets bewegen
  3. overgankelijk emotioneel beïnvloeden, ontroeren
  4. overgankelijk doen bewegen, in beweging, beroering e.d. brengen
  5. overgankelijk oppoken (ook fig.), aanwakkeren; ophitsen
  6. overgankelijk (verouderd) verstoren
  7. onovergankelijk komen opzetten, opkomen [5], tot ontwikkeling komen (m.n. van een gevoel)
  8. onovergankelijk zich bewegen, zich roeren
  9. onovergankelijk bijkomen [1]; ontwaken

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
stir stirs

stir

  1. beroering, beweging
  2. drukte

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
stir stirs

stir

Woordherkomst en -opbouw
  1. (informeel) bajes, nor

Verwijzingen

  1. https://www.etymonline.com/search?q=stir stir], Online Etymology Dictionary