storen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sto·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hinderen’ voor het eerst aangetroffen in 1260 [1] [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
storen
stoorde
gestoord
zwak -d volledig

Werkwoord

storen

  1. overgankelijk het functioneren nadelig beïnvloeden
    • Alle radio-uitzendingen uit Engeland werden door de bezetter gestoord. 
     `Ik wil mij graag verontschuldigen dat ik u bij die gewichtige opdracht heb gestoord. Ik moet leren dat mijn nieuwsgierigheid onze gasten tot last kan zijn, zoals meneer Montebello altijd zegt.'[4]
  2. wederkerend zich storen aan: zich ergeren
     Verder merkte ik dat mijn smaak iets scherper werd zodat ik me onmiddellijk stoorde aan de chemische smaak van het kraanwater in de stad na weken uit de rivier te hebben gedronken.[5]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen