rijp
Uiterlijk
- rijp
- znw1: erfwoord: Middelnederlands rīpe, ontwikkeld uit Oergermaans *hrīpan-, nevenvorm van *hrīman-, beide uit vroeger *hrīmō (genitief hrīpaz), bij Indo-Europees *kréip-mōn- (gen. *krip-(m)n-ós), misschien van de wortel *kreh₁i- ‘zeven, scheiden’.[1][2] Evenals Nederduits Riep en Duits Reif.
- znw2: erfwoord: Afkomstig van Oergermaans *rīpō, bij Indo-Europees *h₁reip- ‘scheuren’, labiaal-afleiding van de wortel *h₁rei- ‘ritsen, snijden, scheuren’, waartoe ook Latijn rīpa ‘steile oeverrand’ behoort; zie verder hieronder.[3] Evenals Middelhoogduits rīf ‘oever’, Oostfries rīpe ‘oeverrand, stenen voetpad’ en Oudnoords ríp v, rípr m ‘steile rotsklip’.
- bn: erfwoord: Vanaf 1100 overgeleverd;[4] Oudnederlands rīp, ontwikkeld uit Oergermaans *rīpiz ‘geschikt om geplukt te worden’, een vṛddhi-afleiding van *rīpan- ‘oogsten, plukken’ (waaruit Oudengels rīpan ‘oogsten’, Noors ripa ‘ritsen’, (dial.) ‘afrukken, afplukken’), bij Indo-Europees *h₁reip- ‘scheuren’, waartoe ook Middeliers répaid ‘hij rukt, scheurt stuk’, Oudgrieks ereípein ‘doen neerstorten, openscheuren’ en Russisch dial. repnutʹ ‘barsten’ behoren.[5][6] Evenals Nederduits riep, Duits reif en Fries ryp.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijp | - |
verkleinwoord | - | - |
de rijp m
- (meteorologie) (Nederlands-Nederlands) rijm, aangevroren dauw of mist
1. bevroren dauw
|
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
de rijp m
vervoeging van |
---|
rijpen |
rijp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijpen
- Ik rijp.
- gebiedende wijs van rijpen
- Rijp!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijpen
- Rijp je?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rijp | rijper | rijpst |
verbogen | rijpe | rijpere | rijpste |
partitief | rijps | rijpers | - |
rijp
- de eetbare toestand bereikt hebbend
- Alleen de rijpe vruchten zijn lekker.
- (figuurlijk) tot volwassenheid gekomen zijnde
- Hij is rijp voor de tien kilometer.
1. geschikt voor de oogst
- Het woord rijp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijp" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ rijp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Kroonen, Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 247
- ↑ rijp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "rijp" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rijp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Kroonen, Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 414
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Meteorologie in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %