register

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gis·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord register registers
verkleinwoord registertje registertjes

Zelfstandig naamwoord

het registero

  1. (juridisch) voortdurend bijgehouden lijst met gegevens over personen of zaken (b.v. bij een kadaster), bestand
    • De verwerking van persoonsgegevens in een register. 
    • De notulen worden bewaard in een register. 
  2. inhoudsopgave, index
  3. (muziek) een serie orgelpijpen in een pijporgel met dezelfde klankkleur, orgelregister
     De organist kan kiezen welk register hij wil gebruiken bij de muziek.[4]
  4. (muziek) o.a. deel van de toonomvang van een instrument of stem, stemregister
  5. (taalkunde) stilistische variatie gebonden aan een bepaalde situatie (stijlregister, taalregister)
     Veel woorden hebben namelijk geen echt synoniem. Denk maar aan appel, huis, democratie of vrijheid. En als ze wel een synoniem hebben hoort dat dikwijls thuis in een ander register; vaak is het ene woord een oorspronkelijk Nederlands woord en het andere een leenwoord.[5]
  6. (informatica) een rij van MS-elementen waarin de belangrijkste operaties van een computer plaatsvinden zoals optellen, vermenigvuldigen etc. (o.a. schuifregister)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gis·ter
vervoeging
onbepaalde wijs to  register 
he/she/it  registers 
verleden tijd  registered 
voltooid
deelwoord
 registered 
onvoltooid
deelwoord
 registering 
gebiedende wijs  register 

Werkwoord

register

  1. overgankelijk inschrijven, registreren
  2. wederkerend zich (laten) inschrijven/registreren
enkelvoud meervoud
register registers

Zelfstandig naamwoord

register

  1. register (alle bet.)
  2. registratie