Naar inhoud springen

kikker

Uit WikiWoordenboek
[1]: Een kikker
[2]: Een kikker met een touw
  • kik·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord kikker kikkers
verkleinwoord kikkertje kikkertjes

dekikkerm

  1. (dierkunde) benaming voor amfibieën uit de orde Anura op Wikispecies, gewervelde dieren met vier poten zonder staart
     Met mijn opleiding en zelfrespect zou ik er thuis nooit over hebben gepeinsd om wie dan ook koffie te serveren, maar Cynth had gezegd: 'Een blinde, stokdove, hinkende kikker zou dat werk nog kunnen doen, en toch geven ze je die baan niet, Odelle ' Cynth, met wie ik op school had gezeten en naar Engeland was vertrokken, was verliefd geworden op twee dingen: schoenen en haar verloofde Samuel, die ze in onze kerk vlak bij Clapham High Street had leren kennen.[3]
     Op school lieten ze ons films zien over het leven in Engeland - schokkerige bolhoeden en bussen op de witgekalkte wand - terwijl we buiten alleen maar kikkers hoorden kwaken.[3]
    • Een pad is een kikker met een gedrongen lichaamsbouw en ruwe huid. 
  2. (scheepvaart), (molenaarsambacht) dubbele haak ter bevestiging van een touw
  3. (figuurlijk) als tweede deel samenstelling: iemand die ergens sterk door wordt gekenmerkt
  • [1]: (schrijftaal, Oost-Brabants, Noord-Limburgs, Zuid-Gelders) kikvors
1. nog toe te voegen benamingen voor amfibieën uit de orde Anura
vervoeging van
kikkeren

kikker

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kikkeren
    • Ik kikker. 
  2. gebiedende wijs van kikkeren
    • Kikker! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kikkeren
    • Kikker je? 
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]
enkelvoud meervoud
naamwoord kikker kikkers

kikker

  1. (kikkers) (zeldzaam) kikker
  • kik·ker
Naar frequentie 4716
  1. bekritiseren, klagen

kikker

  1. tegenwoordige tijd van kikke
  2. vluchtig kijken

kikker

  1. tegenwoordige tijd van kikke