finaal
Uiterlijk
- fi·naal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uiteindelijk, tot het einde toe’ voor het eerst aangetroffen in 1516 [1]
- afgeleid van het Latijnse finis met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | finaal | finaler | finaalst |
verbogen | finale | finalere | finaalste |
partitief | finaals | finalers | - |
finaal [3]
- uiteindelijk
- (taalkunde) een doel uitdrukkend
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijwoord
finaal
- Het woord finaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "finaal" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "finaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ finaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -aal in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Bijwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %