dictum
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dictum (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈdɪk.tʏm/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdɪk.tʏm/
Woordafbreking
- dic·tum
Woordherkomst en -opbouw
- Ontleend aan Latijns dictum ‘gezegde, slotwoord; bevel’.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dictum | dicta dictums |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
dictum o
- (juridisch) het beschikkende gedeelte van de rechterlijke uitspraak (vonnis of arrest) dat de uiteindelijke beslissing van de rechter formuleert en rechtsgevolgen teweegbrengt
- gezegde
Vertalingen
1. beschikkend gedeelte van een vonnis of arrest
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord dictum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Latijn
Uitspraak
- IPA: /ˈdɪk.tʊ(m)/
Woordafbreking
- dic·tum
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid uit dīcere ‘zeggen, spreken’ met het achtervoegsel -tum, m.a.w. het passief participium perfectum van dīcere.
Zelfstandig naamwoord
dĭctum o
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | dictum | dicta |
genitief | dictī | dictōrum |
datief | dictō | dictīs |
accusatief | dictum | dicta |
vocatief | dictum | dicta |
ablatief | dictō | dictīs |
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Latijn
- Woorden in het Latijn met IPA-weergave
- Achtervoegsel -tum in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord van de 2de verbuiging in het Latijn