baar

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Barbar

Nederlands

baar [2]
Uitspraak
Woordafbreking
  • baar
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘nieuweling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1699
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘staaf metaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1717
  • In de betekenis van ‘golf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240
  • In de betekenis van ‘draagbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1080 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord baar baren
verkleinwoord baartje baartjes

Zelfstandig naamwoord

baar v/m

  1. een kleine verhoging of onderstel, waarop een doodskist wordt opgebaard of gedragen
  2. een staaf edelmetaal
    • In De Nederlandsche Bank liggen veel goudbaren. 
  3. meestal in meervoud golf op zee
    • Hij gaat varen over de baren. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Werkwoord

vervoeging van
baren

baar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baren
    • Ik baar. 
  2. gebiedende wijs van baren
    • Baar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baren
    • Baar je? 
stellend
onverbogen baar
verbogen bare
partitief baars

Bijvoeglijk naamwoord

baar

  1. (financieel) in gereed geld, cash
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Duits

Bijvoeglijk naamwoord

baar

  1. verouderde spelling of vorm van bar tot 1876
(verouderd)


Hoofdtelwoord

baar

  1. twee