baren/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm baren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | |||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | ||||||
ik | baar | wij, we | baren | ik | baarde | wij, we | baarden | ik | zal baren | wij, we | zullen baren |
jij, je, U gij, ge | baart |
jullie | baren | jij, je, U gij, ge | baarde |
jullie | baarden | jij, je, U gij, ge | zal, zult baren zult baren |
jullie | zullen baren |
hij, zij, het | baart | zij, ze | baren | hij, zij, het | baarde | zij, ze | baarden | hij, zij, het | zal baren | zij, ze | zullen baren |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
barend | gebaard[1] hebben | baar, baart | bare | ||||||||
lijdende vorm geboren worden | |||||||||||
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | |||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | ||||||
ik | word geboren | wij, we | worden geboren | ik | werd geboren | wij, we | werden geboren | ik | zal geboren worden | wij, we | zullen geboren worden |
jij, je, U gij, ge | wordt geboren | jullie | worden geboren | jij, je, U gij, ge | werd geboren werdt geboren |
jullie | werden geboren | jij, je, U gij, ge | zal, zult geboren worden zult geboren worden |
jullie | zullen geboren worden |
hij, zij, het | wordt geboren | zij, ze | worden geboren | hij, zij, het | werd geboren | zij, ze | werden geboren | hij, zij, het | zal geboren worden | zij, ze | zullen geboren worden |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
geboren wordend | geboren zijn | word geboren | worde geboren |
- ↑ Het voltooid deelwoord is verschillend in de bedrijvende en de lijdende vorm. De lijdende vorm heeft zich in ergatieve richting ontwikkeld in de zin dat er zelden een agens met het voorzetsel door bij gebruikt wordt.
vervoeging van de bedrijvende vorm van baren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | baren | te baren | ||||||||
toekomend | zullen baren | te zullen baren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebaard | te hebben gebaard | ||||||||
toekomend | gebaard zullen hebben | gebaard te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
barend | gebaard | ev. baar | mv. verouderd baart | bare | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | baar | baart | baart | baart | baart | baren | baren | baren | |||
verleden (o.v.t.) | baarde | baarde | baarde | baarde | baarde | baarden | baarden | baarden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal baren | zult/zal baren | zult/zal baren | zult baren | zal baren | zullen baren | zullen baren | zullen baren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou baren | zou baren | zou(dt) baren | zoudt baren | zou baren | zouden baren | zouden baren | zouden baren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebaard | hebt gebaard | hebt/heeft gebaard | hebt gebaard | heeft gebaard | hebben gebaard | hebben gebaard | hebben gebaard | |||
verleden (v.v.t.) | had gebaard | had gebaard | had gebaard | hadt gebaard | had gebaard | hadden gebaard | hadden gebaard | hadden gebaard | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebaard hebben | zal/zult gebaard hebben | zult/zal gebaard hebben | zult gebaard hebben | zal gebaard hebben | zullen gebaard hebben | zullen gebaard hebben | zullen gebaard hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebaard hebben | zou gebaard hebben | zou/zoudt gebaard hebben | zoudt gebaard hebben | zou gebaard hebben | zouden gebaard hebben | zouden gebaard hebben | zouden gebaard hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gebaard worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gebaard | er is gebaard | |||||||||
verleden | er werd gebaard | er was gebaard | |||||||||
toekomend | er zal gebaard worden | er zal gebaard zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gebaard worden | er zou gebaard zijn | |||||||||
lijdende vorm gebaard worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gebaard worden | gebaard te worden | ||||||||
toekomend | gebaard zullen worden | gebaard te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gebaard zijn | gebaard te zijn | ||||||||
toekomend | gebaard zullen zijn | gebaard te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gebaard | wordt gebaard | wordt gebaard | wordt gebaard | wordt gebaard | worden gebaard | worden gebaard | worden gebaard | |||
verleden (o.v.t.) | werd gebaard | werd gebaard | werd gebaard | werdt gebaard | werd gebaard | werden gebaard | werden gebaard | werden gebaard | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gebaard worden | zult gebaard worden | zult gebaard worden | zult gebaard worden | zal gebaard worden | zullen gebaard worden | zullen gebaard worden | zullen gebaard worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gebaard worden | zou gebaard worden | zou/zoudt gebaard worden | zoudt gebaard worden | zou gebaard worden | zouden gebaard worden | zouden gebaard worden | zouden gebaard worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gebaard | bent gebaard | bent/is gebaard | zijt gebaard | is gebaard | zijn gebaard | zijn gebaard | zijn gebaard | |||
verleden (v.v.t.) | was gebaard | was gebaard | was gebaard | waart gebaard | was gebaard | waren gebaard | waren gebaard | waren gebaard | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebaard zijn | zult gebaard zijn | zult gebaard zijn | zult gebaard zijn | zal gebaard zijn | zullen gebaard zijn | zullen gebaard zijn | zullen gebaard zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebaard zijn | zou gebaard zijn | zou/zoudt gebaard zijn | zoudt gebaard zijn | zou gebaard zijn | zouden gebaard zijn | zouden gebaard zijn | zouden gebaard zijn |