ab

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ab ab's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het abo

  1. afkoring van het algemeen bestuur
  2. afkorting van het alfabet

ab v

  1. afkorting van afstandsbediening

Gangbaarheid

Meer informatie


Engels

enkelvoud meervoud
ab abs

Zelfstandig naamwoord

ab

  1. (anatomie), rechte buikspier
    «He was working on his abs in the gym.»
    He was bezig met zijn buikspieren op de sportschool.
  2. (medisch) abces, met name ten gevolge van drugsmisbruik


Dimli

Zelfstandig naamwoord

ab

  1. water


Latijn

Voorzetsel

ăb + ablatief

  1. (in de ruimte) weg van, vanaf
  2. (in de tijd) vanaf, sinds
  3. (handelende persoon) door
Uitdrukkingen en gezegden

ab urbe

  • van de stad af

ab urbe condita

  • sinds de stichting van de stad (gebruikt als jaartelling)

ab Augusto designatus

  • benoemd door Augustus
Opmerkingen
  • Dit voorzetsel kan de volgende vormen aannemen: "ab" voor klinker of h; "a" voor alle medeklinkers behalve h; "abs" in vaste combinaties, zoals abs te.


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈɑb/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

ab m

  1. (Hooglimburgs) abt
Verbuiging


Volapük

Voegwoord

ab

  1. maar


Tsjechisch

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

ab

  1. genitief meervoud van aba