abces
Uiterlijk
- ab·ces
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ettergezwel’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- uit het Latijn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abces | abcessen |
verkleinwoord | abcesje | abcesjes |
het abces o
- (medisch) een ophoping van pus in het lichaam, daarbij een onnatuurlijke holte vormend
- Als je door een lokale ontsteking niet meer kunt slapen is er meestal sprake van een abces.
- Als een abces doorbreekt is de pijn meestal direct verdwenen.
- De behandeling van een abces is incisie en drainage.
1. een ophoping van pus in het lichaam, daarbij een onnatuurlijke holte vormend
- Het woord abces staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "abces" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "abces" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ abces op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be