bek: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k audio nld, IPA nld, audio nor, IPA nor, audio nno, IPA nno |
k Robot: toegevoegd: eo:bek |
||
Regel 147: | Regel 147: | ||
[[de:bek]] |
[[de:bek]] |
||
[[en:bek]] |
[[en:bek]] |
||
[[eo:bek]] |
|||
[[es:bek]] |
[[es:bek]] |
||
[[fj:bek]] |
[[fj:bek]] |
Versie van 27 mrt 2017 22:56
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bek | bekken |
verkleinwoord | bekje | bekjes |
Zelfstandig naamwoord
bek m
- (anatomie) snavel van vogels
- De eenden eten het kroos met hun bek.
- (anatomie) mond van dieren
- De hond draagt de puppies in zijn bek.
- (dysfemisme) mond van een mens
- De vent heeft een veel te grote bek, hij moet zijn smoel eens houden.
- iets dat qua vorm of beweging overeenkomst vertoont met een bek
- De gynaecoloog gebruikt een speculum dat ook wel eendenbek genoemd wordt.
Spreekwoorden
- op je bek gaan
hard en pijnlijk vallen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- bekaf, bekbout, bekfluit, bekijzer, bekkenbeul, bekkensnijder, bekkentrekken, bekkentrekker, bekkig, bekschurft, bekvechten
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bekken |
bek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekken
- Ik bek.
- gebiedende wijs van bekken
- Bek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekken
- Bek je?
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- bek
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord bik, dat uit het Nederduits komt, dat weer van het Latijnse zelfstandige naamwoord pix
Naar frequentie | 47877 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bek | beket | bek | beka bekene |
genitief | beks | bekets | beks | bekas bekenes |
Zelfstandig naamwoord
bek, o
- (scheikunde) pek
- (figuurlijk) pech
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: svart som bek
zwart als pek
Zelfstandig naamwoord
bek, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van bek
Schrijfwijzen
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- bek
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord bik, dat uit het Nederduits komt, dat weer van het Latijnse zelfstandige naamwoord pix
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bek | beket | bek | beka |
Zelfstandig naamwoord
bek, o
- (scheikunde) pek
- (figuurlijk) pech
Afgeleide begrippen
= = |
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: svart som bek
zwart als pek
Zelfstandig naamwoord
bek, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van bek
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Anatomie in het Nederlands
- Dysfemisme in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 3
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Noors
- Scheikunde in het Noors
- Figuurlijk in het Noors
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Noors
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 3
- Woorden in het Nynorsk met audioweergave
- Woorden in het Nynorsk met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nynorsk
- Scheikunde in het Nynorsk
- Figuurlijk in het Nynorsk
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nynorsk