uitvogelen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitvogelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitvogelen | uit te vogelen | ||||||||
toekomend | zullen uitvogelen uit zullen vogelen |
te zullen uitvogelen uit te zullen vogelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgevogeld | te hebben uitgevogeld | ||||||||
toekomend | uitgevogeld zullen hebben | uitgevogeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitvogelend | uitgevogeld | ev. vogel uit |
mv. verouderd vogelt uit |
vogele uit (bijzin) uitvogele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vogel uit | vogelt uit | vogelt uit | vogelt uit | vogelt uit | vogelen uit | vogelen uit | vogelen uit | |||
verleden (o.v.t.) | vogelde uit | vogelde uit | vogelde uit | vogelde uit | vogelde uit | vogelden uit | vogelden uit | vogelden uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitvogelen | zult/zal uitvogelen | zult/zal uitvogelen | zult uitvogelen | zal uitvogelen | zullen uitvogelen | zullen uitvogelen | zullen uitvogelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitvogelen | zou uitvogelen | zou(dt) uitvogelen | zoudt uitvogelen | zou uitvogelen | zouden uitvogelen | zouden uitvogelen | zouden uitvogelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitvogel | uitvogelt | uitvogelt | uitvogelt | uitvogelt | uitvogelen | uitvogelen | uitvogelen | |||
verleden (o.v.t.) | uitvogelde | uitvogelde | uitvogelde | uitvogelde | uitvogelde | uitvogelden | uitvogelden | uitvogelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitvogelen uit zal vogelen |
zult/zal uitvogelen uit zult/zal vogelen |
zult/zal uitvogelen uit zult/zal vogelen |
zult uitvogelen uit zult vogelen |
zal uitvogelen uit zal vogelen |
zullen uitvogelen uit zullen vogelen |
zullen uitvogelen uit zullen vogelen |
zullen uitvogelen uit zullen vogelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitvogelen uit zou vogelen |
zou uitvogelen uit zou vogelen |
zou(dt) uitvogelen uit zou(dt) vogelen |
zoudt uitvogelen uit zoudt vogelen |
zou uitvogelen uit zou vogelen |
zouden uitvogelen uit zouden vogelen |
zouden uitvogelen uit zouden vogelen |
zouden uitvogelen uit zouden vogelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgevogeld | hebt uitgevogeld | hebt/heeft uitgevogeld | hebt uitgevogeld | heeft uitgevogeld | hebben uitgevogeld | hebben uitgevogeld | hebben uitgevogeld | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgevogeld | had uitgevogeld | had uitgevogeld | hadt uitgevogeld | had uitgevogeld | hadden uitgevogeld | hadden uitgevogeld | hadden uitgevogeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgevogeld hebben | zal/zult uitgevogeld hebben | zult/zal uitgevogeld hebben | zult uitgevogeld hebben | zal uitgevogeld hebben | zullen uitgevogeld hebben | zullen uitgevogeld hebben | zullen uitgevogeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgevogeld hebben | zou uitgevogeld hebben | zou/zoudt uitgevogeld hebben | zoudt uitgevogeld hebben | zou uitgevogeld hebben | zouden uitgevogeld hebben | zouden uitgevogeld hebben | zouden uitgevogeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgevogeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgevogeld | er is uitgevogeld | |||||||||
verleden | er werd uitgevogeld | er was uitgevogeld | |||||||||
toekomend | er zal uitgevogeld worden | er zal uitgevogeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgevogeld worden | er zou uitgevogeld zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgevogeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgevogeld worden | uitgevogeld te worden | ||||||||
toekomend | uitgevogeld zullen worden | uitgevogeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgevogeld zijn | uitgevogeld te zijn | ||||||||
toekomend | uitgevogeld zullen zijn | uitgevogeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgevogeld | wordt uitgevogeld | wordt uitgevogeld | wordt uitgevogeld | wordt uitgevogeld | worden uitgevogeld | worden uitgevogeld | worden uitgevogeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgevogeld | werd uitgevogeld | werd uitgevogeld | werdt uitgevogeld | werd uitgevogeld | werden uitgevogeld | werden uitgevogeld | werden uitgevogeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgevogeld worden | zult uitgevogeld worden | zult uitgevogeld worden | zult uitgevogeld worden | zal uitgevogeld worden | zullen uitgevogeld worden | zullen uitgevogeld worden | zullen uitgevogeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgevogeld worden | zou uitgevogeld worden | zou/zoudt uitgevogeld worden | zoudt uitgevogeld worden | zou uitgevogeld worden | zouden uitgevogeld worden | zouden uitgevogeld worden | zouden uitgevogeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgevogeld | bent uitgevogeld | bent/is uitgevogeld | zijt uitgevogeld | is uitgevogeld | zijn uitgevogeld | zijn uitgevogeld | zijn uitgevogeld | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgevogeld | was uitgevogeld | was uitgevogeld | waart uitgevogeld | was uitgevogeld | waren uitgevogeld | waren uitgevogeld | waren uitgevogeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgevogeld zijn | zult uitgevogeld zijn | zult uitgevogeld zijn | zult uitgevogeld zijn | zal uitgevogeld zijn | zullen uitgevogeld zijn | zullen uitgevogeld zijn | zullen uitgevogeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgevogeld zijn | zou uitgevogeld zijn | zou/zoudt uitgevogeld zijn | zoudt uitgevogeld zijn | zou uitgevogeld zijn | zouden uitgevogeld zijn | zouden uitgevogeld zijn | zouden uitgevogeld zijn |