schuiven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schui·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voortbewegen zonder op te tillen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schuiven
schoof
geschoven
klasse 2 volledig

Werkwoord

schuiven

  1. overgankelijk over de grond verplaatsen
    • Hij schoof de doos in de richting van de deur. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de schuivenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schuif

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen