schop
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schop
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘schep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1370 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schop | schoppen |
verkleinwoord | schopje | schopjes |
Zelfstandig naamwoord
schop m
- een trap met de voet
- Ik heb hem daarop een grote schop verkocht.
- (gereedschap) een graafwerktuig
- Om dat het veld met de schop om te spitten is een heel karwei.
- (bouwkunde) een bijgebouw bij de boerderij
- In de open schop bij de boerderij werd turf opgeslagen.
- (kaartspel) gewoonlijk schoppen, één van beide zwarte speelkleuren, ♠
- Ik kon gelukkig op die ingetroefde slag mijn vuile schopje kwijt.
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
- Op de schop nemen.
- De schop afkuisen.
stoppen met werken
Overerving en ontlening
- [1]
- Manado-Maleis: skop
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een trap met de voet
op de schop nemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schoppen |
schop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoppen
- Ik schop.
- gebiedende wijs van schoppen
- Schop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoppen
- Schop je?
Gangbaarheid
- Het woord schop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schop" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "schop" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Kaartspel in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %