strafschop

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • straf·schop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strafschop strafschoppen
verkleinwoord strafschopje strafschopjes

Zelfstandig naamwoord

de strafschopm

  1. (voetbal) directe vrije trap voor de aanvallende partij na een zware overtreding van de verdedigende partij binnen het strafschopgebied
     Even later tekende Lewandowski wel voor zijn tiende Champions League-treffer. Oud-Ajacied Maximilian Wöber ging het duel met de Poolse spits veel te lomp in, waarna Lewandowski zijn zelf verdiende strafschop snoeihard in de linkerhoek schoot: 1-0.[1]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2022 Weblink bron “Bayern vernedert Salzburg met 7-1, Lewandowski is Haller voorbij na hattrick” (DI 8 MAART 2021), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be