regel
![]() |
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·gel
Woordherkomst en -opbouw
- Ontleend aan het Volkslatijnse *rẹgọla, klassiek regula ("lat, regel").
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | regel | regels regelen |
verkleinwoord | regeltje | regeltjes |
Zelfstandig naamwoord
regel m
- een zin in een tekst
- een vers in een gedicht
- een voorschrift, richtlijn, norm, standaard
- (bouwkunde) een houten lat of rib van een bepaalde afmeting
- zullen we vandaag het regelwerk aanbrengen, Jan?
Dan kunnen we daar morgen de gipsplaten op vastzetten
- zullen we vandaag het regelwerk aanbrengen, Jan?
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een zin in een tekst
2. een vers in een gedicht
3. een voorschrift, richtlijn, norm
Werkwoord
vervoeging van |
---|
regelen |
regel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van regelen
- Ik regel.
- gebiedende wijs van regelen
- Regel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van regelen
- Regel je?
Gangbaarheid
- Het woord regel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'regel' herkend door
100 % | van de Nederlanders |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %