strafregel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • straf·re·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strafregel strafregels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de strafregelm

  1. (onderwijs) een regel met een opvoedkundige boodschap die iemand voor straf vele malen moet overschrijven
     Zo eindigde hun eerste schooldag met honderd strafregels 'Wij zijn ongezeglijke meisjes'in het Latijn. Later bedacht Catharina dat het patroon van hun vriendschap daar was aangelegd; zij was de ontsteker en Dymphna de vlam.[2]
     Lessen waar het –in scholierentaal– een keetzooi was, waren bepaald niet de beste, vooral niet voor docenten en goedwillende klasgenoten. Strafregels schrijven of uit de les sturen, hielp op zijn gunstigst tijdelijk.[3]
  2. (sport) spelregels betreffende de sancties die iemand opgelegd krijgt bij het maken van een overtreding
     Abel vindt de strafregel juist te beperkt. "Bij koud weer en als je bezweet bent is dit slecht voor gezondheid. Beter was: 10 minuten eruit, maar melden bij de grensrechter van de tegenstander. Daarna vier rondjes om het veld lopen. De grensrechter houdt het bij. Dat is echte straf, want je rust niet uit en je koelt niet af."[4]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 januari 2022 Weblink bron “Strafwerk” (26 augustus 2009), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 11 januari 2022 Weblink bron “"Voor kleinste dingen krijg je geel"” (07-09-2013), NOS