paprika
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pa·pri·ka
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘plant, specerij’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1902 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paprika | paprika's |
verkleinwoord | paprikaatje | paprikaatjes |
Zelfstandig naamwoord
- (plantkunde) een bepaalde gekweekte vorm van de Capsicum annuum
- (groente) de vrucht van deze plant
Verwante begrippen
Vertalingen
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
1.
Gangbaarheid
- Het woord paprika staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "paprika" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- pap·ri·ka
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig uit het Hongaars.
Zelfstandig naamwoord
paprika m
- (plantkunde) paprika (plant)
- «Paprika finnes i mange farger.»
- Paprika is in veel kleuren te krijgen.
- «Paprika finnes i mange farger.»
- (groente) paprika (vrucht)
- paprikapoeder (kruid)
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | paprika | paprikaen | paprikaer | paprikaene |
genitief | paprikas | paprikaens | paprikaers | paprikaenes |
Synoniemen
- (wetenschappelijk) Capsicum annuum
- [3] paprikapulver
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
- [2] paprikasaus
Verwante begrippen
- [1] chili, chilipepper, spansk pepper
Typische woordcombinaties
- [2] grønn paprika
groene paprika
- [2] rød parika
rode paprika
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- pap·ri·ka
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig uit het Ungaars.
Zelfstandig naamwoord
paprika m
- (plantkunde) paprika (plant)
- (groente) paprika (vrucht)
- paprikapoeder (kruid)
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | paprika | paprikaen | paprikaer | paprikaene |
genitief |
Synoniemen
- [1] (wetenschappelijk) Capsicum annuum
- [3] paprikapulver
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
- [2] paprikasaus
Verwante begrippen
- [1] chili, chilipepar, spansk pepar
Typische woordcombinaties
- [2] grøn paprika
groene paprika
- [2] raud parika
rode paprika
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Plantkunde in het Nederlands
- Groente in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Na te kijken vertalingen
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 7
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Noors
- Plantkunde in het Noors
- Groente in het Noors
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 7
- Woorden in het Nynorsk met audioweergave
- Woorden in het Nynorsk met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nynorsk
- Plantkunde in het Nynorsk
- Groente in het Nynorsk